Of het nu voor de architect of de bouwkundig ingenieur is: bij de berekening van het honorarium voor de architect of bouwkundig ingenieur spelen de zogenaamde doorbelaste kosten een belangrijke rol. De kostencheckdeskundige legt in een interview in detail uit hoe de in aanmerking komende kosten volgens HOAI kunnen worden ontwikkeld.
Vraag: Hoe komen de subsidiabele kosten volgens HOAI tot stand?
Kostencontroledeskundige: In de HOAI dienen de bouwkosten als basis voor de berekening van het honorarium van architecten, constructeurs en civiel ingenieurs.
Naast het soort constructie en de moeilijkheidsgraad van de planning, zijn het de bouwkosten die het honorarium bepalen dat architecten en constructeurs mogen aanrekenen.
Als basis voor de berekening dient DIN 276. DIN 276 is een norm voor het bepalen van projectkosten. Het kan voor veel soorten constructies worden gebruikt. Deze omvatten hoogbouw, technische constructies, infrastructuursystemen en open ruimte-ontwerpen.
De kosten voor nieuwbouw, verbouwingen en moderniseringen kunnen worden bepaald aan de hand van DIN 276.
Als het gaat om de in aanmerking komende kosten, moet eerst een onderscheid worden gemaakt tussen:
- de berekeningswijze van de voor architecten in rekening te brengen kosten
- de berekeningswijze van de in rekening te brengen kosten voor constructeurs
Beide berekeningsmethoden zijn verschillend, maar ze zijn gebaseerd op dezelfde basis, DIN 276.
De basis voor de berekening van de architectkosten is de netto bouwprijs
De berekeningswijze voor architectenhonoraria is gebaseerd op de netto bouwkosten. De basis voor het architectenhonorarium zijn dus de pure bouwkosten van het gebouw exclusief BTW.
Hierop worden de kosten voor de buitenvoorzieningen, de vastgoedkosten en de ontwikkelingskosten in mindering gebracht. Ze worden niet meegerekend.
De berekeningswijze van de erelonen voor bouwkundig ingenieurs ziet er daarentegen anders uit: volgens de huidige versie van de HOAI wordt slechts een deel van de bouwkosten als basis voor de ereloonberekening gebruikt.
De reden hiervoor is dat de constructeur praktisch geen werkdruk heeft bij een zeer groot deel van de dienstverlening - bijvoorbeeld met schilderen. Deze diensten dragen uiteraard nog steeds bij aan de bouwkosten.
Daarom is de formule voor het bepalen van de in rekening te brengen kosten voor de constructeur:
55% van de bouwkosten plus 10% van de kosten voor de technische installaties = ten laste gebrachte kosten
Deze formule wordt standaard gebruikt. Bij gebouwen met een bijzonder gecompliceerde en daardoor rekenkundig dure fundering kan de constructeur afwijken van deze formule en een hoger percentage van de bouwkosten toepassen. Deze alternatieve formule is dan: 90% van de bouwkosten en 15% van de kosten voor technische installaties. Het wordt echter alleen in individuele gevallen en onder speciale voorwaarden gebruikt.
Kostenvoorbeeld uit de praktijk
De netto bouwkosten van een eengezinswoning, exclusief ontwikkelingskosten, grondkosten en financieringskosten, bedragen € 365.000.
Het architectenhonorarium wordt in erelonenzone IV bepaald volgens het middentarief.
Post | prijs |
---|---|
Betaalde kosten volgens de kostentabel | 400.000 euro |
Architectenvergoeding Fee zone IV, midden tarief, alle prestatieniveaus | EUR 44.975,52 |
VAT | 8.545,35 EUR |
Totale brutokosten | EUR 53.520,87 |
Deze kosten hebben alleen betrekking op een specifiek individueel geval. In andere gevallen kunnen de kosten verschillen.
Vraag: Van welke factoren hangt de bepaling van de subsidiabele kosten volgens HOAI af?
Kostencheck expert: dit speelt een rol:
De kosten voor constructeurs en architecten worden anders berekend
- of het nu gaat om de berekening van architecten- of bouwkundig ingenieurskosten
- welk type gebouw wordt opgetrokken
- of het nu gaat om nieuwbouw, renovatie of modernisering
- welke kosten worden gemaakt in welke kostengroepen volgens DIN 276
De bepaling van de in rekening te brengen kosten is vaak een twistpunt tussen bouwers en architecten of constructeurs.
Dit geschil is gemakkelijk op te lossen met architecten - volgens de HOAI zijn architecten de "meesters in de kosten". Dit betekent dat volgens de HOAI-regelgeving alleen de kostenberekening (of indien van toepassing de kostenraming) door de architect de basis is voor de kostenberekening.
Bij de constructeur is dit wat flexibeler, aangezien hij zelf geen kostenplanning voor de bouwkosten maakt.
Vraag: Wat zijn de kostengroepen in DIN 276?
Kostencheck-expert: DIN 276 maakt onderscheid tussen 8 verschillende kostengroepen. De groepen krijgen nummers van 100 tot 800.
Voor de berekening van de kosten van architect en bouwkundig ingenieur zijn vooral de kostengroepen 300 en 400 van belang. Kosten 300 zijn de bouwkosten, kosten 400 zijn de kosten voor technische installaties in het gebouw.
Vraag: Hoe wordt het bestaande bouwweefsel en het eigen werk berekend?
Kostencheck-expert: in dit geval worden zogenaamde lokale prijzen gehanteerd.
Indien de opdrachtgever zelf diensten verricht of werkt, worden deze diensten vastgesteld tegen de lokale, gemiddelde prijzen van een regionaal ambachtsbedrijf en dus inbegrepen in de bouwkosten.
Indien (zeker bij verbouwingen of uitbreidingen) reeds bestaand bouwweefsel wordt verwerkt, worden de productiekosten van het meebewerkte bouwweefsel tegen lokale prijzen opgenomen. Dit zorgt ervoor dat de vergoeding voor renovatiewerkzaamheden wordt gebaseerd op alle betrokken componenten.
Als alternatief kunnen zowel architecten als constructeurs toeslagen gebruiken voor renovatie- of uitbreidingswerkzaamheden. Deze toeslag is standaard 20% indien ook bestaand bouwweefsel normaal wordt verwerkt.
In individuele gevallen is dit met name het geval bij constructeurs, deze toeslagen kunnen oplopen tot 80%.